Kun je dus vrij zijn van deze traditionele benadering, van deze traditionele analyse, van dat streven naar ‘beter’, omdat je inziet wat het is daar vrij van te zijn? Dan is er geen goeroe, geen heiland, zijn er geen stadia die door meditatie doorlopen moeten worden om iets uitzonderlijks te bereiken – er bestáát wel iets uitzonderlijks, maar langs die weg kom je er niet. Kan de geest dat alles ontkennen, dat alles afwijzen, zonder enige weerstand?
Om dit te kunnen doen moet je kijken naar buiten en naar binnen, de harmonie en de disharmonie van de wereld horen, de harmonie en de disharmonie binnen in jezelf, want beide zijn één: ieder mens is immers een onlosmakelijk deel van de wereld. Zo iets te doen vergt energie, een energie die niet door begrippen, denkbeelden of door woorden ontstaat, maar door inzicht in de wanorde van een geest, die mechanisch werkt, door de beweging van het denken. Dus géén geloof, géén ideeën, géén opvattingen, géén idealen, geen enkele verknochtheid binnen dat gebied. Dan, door afwijzen van wat onecht is – niet door reactie of weerstand daar- tegen – doordat je het keverwerpt, komt een andere soort energie vrij. ’t Is doodeenvoudig! Als je een berg beklimmen wilt, moet je alle spullen die je op vlak terrein meegesjouwd hebt, achterlaten. Het is oneindig veel belangrijker om de schadelijke faktoren van het denken – gehechtheid en macht, alle vormen van overheersing en de schadelijke invloed van bezit te
begrijpen, dan te zóeken of geloftes af te leggen.
Vrijheid en meditatie, blz. 31, r. 16