De intense energie van het leven is altijd aanwezig, dag en nacht. Ze kent geen wrijving, geen richting, geen keuze en geen streven. Ze is er met zo’n intensiteit dat denken en voelen haar niet kunnen vangen om haar naar hun fantasieën, godsdiensten, ervaringen en verlangens te vormen. Ze is er in zo’n overvloed dat niets haar kan verminderen.
Maar we proberen haar te gebruiken, haar richting te geven, haar te vangen binnen de vorm van ons bestaan en verwringen haar daarmee naar het patroon van onze ervaringen en onze kennis. Eerzucht, afgunst en begeerte perken haar energie in en dus ontstaan conflicten en verdriet; de wreedheid van de persoonlijke of collectieve eerzucht verwringt haar intensiteit en veroorzaakt haat, vijandschap en conflicten. Iedere daad van afgunst perverteert energie en veroorzaakt ontevredenheid, ellende, angst; angst gaan samen met schuld en zorg en de eindeloze ellende van vergelijking en imitatie. Het is deze verwongen energie die de priester en de generaal, de politicus en de dief voortbrengt.
Grenzeloze energie, verminkt door ons verlangen naar bestendigheid en zekerheid, is de bodem waarop onvruchtbare ideeen, wedijver, wreedheid en oorlog groeien; ze is de oorzaak van de eeuwige conflicten tussen mensen. Wanneer dit alles als vanzelf en zonder inspanning terzijde wordt geschoven is er pas de intense energie die alleen in vrijheid kan bestaan en bloeien. Alleen in vrijheid veroorzaakt ze geen conflict en leed; alleen dan neemt ze toe en heeft geen einde. Ze is het leven dat geen begin en geen einde heeft; ze is de schepping die liefde, die vernietiging is.
Energie die in één richting gebruikt wordt, leidt naar één ding: conflict en leed; energie die de uitdrukking is van het totale leven is mateloze gelukzaligheid.
Aantekeningen, 9e, blz.129, r.19.