Dat heet tijd – dat bewegen van’ dat wat is’ naar wat’ zou behoren te zijn’. Aan dat soort tijd komt, maar dan ook volledig , een eind, wanneer er uitsluitend sprake is van ‘dat wat is’-en dus van een non-verbale vereenzelviging met dat ‘wat is’. Tijd heeft door de eeuwen heen het centrum gecreeerd dat het ‘ik’ is. Tijd is niet alleen het verleden als gehechtheid, hoop, vervulling, het evoluerende proces van het denken dat steeds verfijnder wordt, maar ook het centrum waar omheen al onze aktiviteiten plaatsvinden, het ‘ik’ het mijn en het dijn, wij en zij, in alle opzichten, politiek godsdienstig economisch en noem maar op. Dus het ‘ik’ is de conclusie van tijd en het kan aan zichzelf toevoegen of van zichzelf afnemen, maar altijd is er dit centrum dat de essentie van tijd is.
Waarheid en werkelijkheid, H.8,blz 124, r.14