Het heftige verlangen iets te zijn , in de negatieve of positieve zin, betekent een ontkenning van de deugdzaamheid van het hart. Deugdzaamheid is geen conflict en geen streven, geen langdurige oefening of resultaat, maar een zijnstoestand, die niet een produkt van zelf geprojecteerd verlangen is. Er is geen zijn als je je ervoor inspant om te zijn. Inspanning om te zijn gaat gepaard met weerstand bieden en afwijzen, met ascese en zelfverloochening, maar dat alles overwinnen betekent nog geen deugdzaamheid. Deugdzaamheid is de rust van het vrijzijn van het verlangen om te zijn, en die rust ligt op het terrein van het hart, niet op dat van de geest. De geest kan zich misschien door oefening, door dwang, door weerstand te bieden, in een toestand van rust brengen, maar een dergelijke discipline betekent het einde van de deugdzaamheid van het hart en zonder deze is er geen vrede, geen zegening, want deugdzaamheid van het hart betekent inzicht.
Commentaren op het leven, blz. 33, r. 26-5