Alleen in zelfkennis ligt ware religie. Zelfkennis is waarneming in voortdurende vernieuwing, is het intense en felle, geconcentreerde gadeslaan van de stroom van het leven, zonder zich daar iets van toe te eigenen. Zelfkennis heeft niets met de gebed situatie te maken; ze is veeleer een begin van meditatie. Ze is geen opeenstapeling van psychologische kennis, noch de zogenaamde religieuze nederigheid in de hoop de goddelijke genade deelachtig te worden. Zelfkennis is haar eigen vrijheid en haar eigen discipline. Zij doet de door de samenleving, door kerk of staat opgelegde discípline te niet, die door zijn dwang de bron is van innerlijke en uiterlijke tegenstellingen. In de toestand van mutatie kan men zowel de bewuste en onbewuste bewegingen van vreugde en leed waarnemen, als de onverwachte en nieuwe suggesties, die in ons opduiken. Dit waarnemen voltrekt en ontplooit zich binnen het gebied van de tijd. Het is het helder bewustzijn van een waarneming, zonder iemand, die waarneemt; zonder afkeuren of goedkeuren. Het is een toestand van aandacht, zonder dat het de concentratie op één speciaal onderwerp ís.
Is dat geen uiterst subjectieve toestand, die de individu er toe leidt zich op zichzelf te concentreren?
Integendeel, het is een toestand van vrijheid, een toestand, waarin de geest voortdurend beschikbaar is. De hersenen, die in rust zijn, observeren de uiterlijke wereld en projecteren niet langer hun fantasie of illusies daarop. Om de stroom van het leven te observeren, moet het brein even vlug zijn als die stroom, zelf. Het moet actief zijn, maar niet in een bepaalde richting. Alleen dan kan het onmetelijke, het tijdloze, het oneindige zich verwerkelijken. En dat is ware religie.