Het denken leeft steeds in het gekende, gewetene; het is een produkt van het gekende. Maar zonder bevrijding van het gekende kun je er onmogelijk achter komen wat het sterven is, dat namelijk het einde van alles betekent; van het lichamelijke organisme met al zijn ingeslepen gewoonten, met de vereenzelviging met ons lichaam, met onze naam en met alle verworven herinneringen. Als je het sterven binnengaat, kun je dat alles niet meenemen; en op dezelfde manier moet je in het leven een einde maken aan al wat je weet. Dat houdt in dat je volkomen alleen staat; geen eenzaamheid, maar alleen staan, in die zin dat er niets anders bestaat dan die geestestoestand, die volkomen ongespleten een geheel is. Alleen zijn betekent al-een, geheel een.
Leven en sterven, H. 13, blz. 69,r.29